Fundament onder de vluchtelingenaanpak gewijzigd
Het kabinet zet in op betere beschikbaarheid van sociale huurwoningen voor reguliere woningzoekenden en een versnelde doorstroom van statushouders uit azc’s. Het werkt daarom aan een stelselwijziging voor het huisvesten van vergunninghouders. Hiervoor zijn twee wetswijzigingen in voorbereiding.
Wetswijziging 1. Afschaffen taakstelling gemeenten
Het kabinet wil de huisvestingstaakstelling voor gemeenten afschaffen. Dit kan door wijziging van de huisvestingswet 2014. De taakstelling dient meerdere functies. Zo zorgt het voor een duidelijk overdracht van het COA naar de gemeente. En bewerkstelligt het een eerlijke verdeling van vergunninghouders over Nederland. Het is ook deels de basis voor de financieringssytematiek van de Wet Inburgering 2021. Mede om deze multifunctionaliteit en verwevenheid met andere wetten is aanpassing juridisch lastig. De wetswijziging laat dan ook nog op zich wachten.
Wetswijziging 2. Verbod op voorrang voor vergunninghouders
Op 17 februari presenteerde de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) ter consultatie een andere wijziging van de Huisvestingswet 2014. Met de wijziging wordt het verboden vergunninghouders, enkel op grond van het feit dat ze vergunninghouders zijn, via een urgentieregeling een sociale huurwoning toe te wijzen. Waar gemeenten en woningcorporaties nu het grootste gedeelte van de vergunninghouders, door urgentie voor vergunninghouders, huisvest in sociale huurwoningen, is dit na de wetswijziging verboden. Het uitgangspunt wordt dat: ‘vergunninghouders, net als andere woningzoekenden, zelfstandig voorzien in huisvesting’.[1]
[1] VNG. (14 maart 2025). Consultatiereactie wetsvoorstel ‘Nieuwe regels over huisvesting vergunninghouder).
Wettelijke plicht urgentieregeling
Het wetsvoorstel hangt samen met het wetsvoorstel verstrekking regie volkshuisvesting. Dit wetsvoorstel verplicht gemeenten een urgentieregeling op te stellen. Hierin moeten gemeenten wettelijk aangewezen groepen als urgent woningzoekende opnemen. Maar is de gemeente ook vrij om zelf lokale urgentiecategorieën vast te stellen. Echter worden vergunninghouders nadrukkelijk uitgezonderd van de door de gemeente vrij te bepalen urgentiecategorieën. De gemeente kan vergunninghouders nog wel met voorrang huisvesten op basis van andere kenmerken dan het zijn van vergunninghouder. Bijvoorbeeld bij ziekte of een handicap.
Huisvesten zonder voorrang op sociale huurwoningen
Het verbieden van urgentie voor het zijn van vergunninghouder is een fundamentele verandering van het huidige systeem. Vrijwel alle vergunninghouders vinden namelijk onderdak met urgentie. Het college van burgemeester en wethouders blijft vooralsnog wel verantwoordelijk voor de verplichte huisvestingstaakstelling. De vraag is hoe gemeenten kunnen voldoen aan deze taakstelling als voorrang verboden is. De minister van VRO pleit hier voor de ‘reguliere’ routes.
Vergunninghouders behandelen zoals ‘reguliere’ woningzoekenden kent knelpunten
De regering stelt dat vergunninghouders een woning kunnen bemachtigen zoals reguliere woningzoekenden dit ook doen. Via reguliere inschrijving voor een sociale huurwoning, het huren van particuliere woonruimte, woningdelen, via de werkgever, of met behulp van het eigen netwerk. Als dit niet lukt, is de daklozenopvang een mogelijk alternatief. Hieronder schetsen we per mogelijkheid de keerzijden.
1. Sociale huur
De reguliere wachttijd voor een eigen sociale huurwoning is al snel vier tot zeven jaar. De vraag is waar vergunninghouders gedurende deze wachttijd moeten verblijven? Anders dan reguliere woningzoekenden hebben zij nog geen wachttijd kunnen opbouwen. Onder het nieuwe wetsvoorstel bestaat het risico dat vergunninghouders door de wachttijd langer in het azc verblijven.
2. Eigen netwerk
De positie van een vergunninghouder is niet zoals van een ‘reguliere’ woningzoekende. Niet elke vergunninghouder heeft bij aankomst in Nederland een netwerk van familie en kennissen. Als er wel familie in Nederland verblijft, bevinden zij zich vaak ook in dezelfde sociale sector. Waardoor hulp van het eigen netwerk kan leiden tot overbewoning van sociale huurwoningen.
3. Woning via werkgever
Vergunninghouders kunnen ook een woning bemachtigen via de werkgever. Echter kunnen hier problemen door ontstaan die overeenkomen met die van arbeidsmigranten. Zoals het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten concludeerde.
4. Huren particuliere woonruimte
Huren in de particuliere sector vereist voldoende inkomen. Dit is vooral in die beginperiode moeilijk. Vergunninghouders zijn de taal nog niet machtig en zijn verplicht om het inburgeringstraject te doorlopen. Daarnaast is vaak ook nog een Nederlandse opleiding of cursus nodig voor het vinden van een baan met voldoende inkomen.
5. Woning delen
Gemeenten en woningcorporaties zetten de beschikbare sociale huurwoningen nu al zo efficiënt mogelijk in. Een gezin van vier wordt niet zomaar geplaatst in een woning geschikt voor zeven personen. Het in huis nemen of delen van een woning is daardoor vaak niet mogelijk. De regering stelt dat woningdelen een goed alternatief is voor onder meer alleengaanden. Samenwonen met andere alleengaanden kan leiden tot sociaal-maatschappelijke problemen. Ook kan woning delen problemen opleveren voor het ontvangen van vergoedingen en uitkeringen.
Dit zijn reële vraagstukken waar gemeenten mee te maken krijgen als de wetswijziging doorgang vindt. De minister van VRO erkent de mogelijke verschillen met ‘reguliere woningzoekenden’ maar instrumenten voor gemeenten om hiermee om te gaan, blijven voorlopig uit. De minister werkt samen met het ministerie van Asiel en Migratie (A&M) en medeoverheden aan een samenhangend voorstel voor vergunninghouders die niet zelfstandig in hun huisvesting kunnen voorzien. Het uitgangspunt hierbij is om onzelfstandige flexibele opstartwoningen in te richten.
Regelingen voor versnelde doorstroom
Het ministerie van A&M werkt vanuit die gedachte aan twee regelingen om versneld statushouders uit de asielzoekerscentra te huisvesten in gemeenten. De minister kondigde de volgende regelingen aan in haar Kamerbrief van 14 februari.
1. Doorstroomlocaties:
Een doorstroomlocaties is een tijdelijke, onzelfstandige woonruimte van waaruit statushouders na een bepaalde periode ‘doorstromen’ naar permanente huisvesting. Met het verbod op voorrang op sociale huurwoningen worden de mogelijkheden voor doorstroom echter sterk beperkt. Dit creëert een reëel risico voor gemeenten dat doorstroomlocaties permanent bewoond worden. Terwijl de financiering vanuit het Rijk tijdelijk is. Dit brengt financiële risico’s mee voor gemeenten. Het permanent samenleven met andere vluchtelingen en het gebrek aan geborgenheid van een eigen woning vergroot daarnaast het risico op sociale problematiek onder statushouders. Daarnaast heeft samenwonen negatieve gevolgen op het ontvangen van financiële ondersteuning zoals de kostendelersnorm.
2. De korte klap:
De zogenoemde ‘korte klap’ is een regeling waarbij de gemeente eenmalig een bedrag ontvangt voor het overnemen van een statushouder uit het azc. Er zijn twee alternatieven.
1. Gemeenten ontvangen eenmalig een bedrag van € 30.000 als zij een vergunninghouder overnemen van het COA in een (on)zelfstandige woonruimte die voldoet aan de eisen uit de Huisvestingswet 2014.
2. Gemeenten ontvangen eenmalig een bedrag van € 38.000 als zij een vergunninghouder overnemen van het COA in een tijdelijke locatie, terwijl de verstrekkingen vanuit het COA doorlopen.
Toekomstige mogelijkheden voor huisvesting onduidelijk
Beide voorstellen van de ministeries lijken geen structurele oplossingen te bieden voor het gebrek aan (sociale huur) woningen in Nederland. Het voorgenomen wetsvoorstel biedt geen alternatieven voor huisvesting en zorgt volgens de VNG voor ‘het verder vastlopen van de keten van opvang t/m integratie’ met ‘verstrekkende gevolgen voor de leefbaarheid, openbare orde, integratie en maatschappelijke samenhang’.[1]
De regelingen voor versnelde doorstroom bieden niet het benodigde alternatief. De focus op tijdelijkheid en onzelfstandige woonruimte in combinatie met het verbod op sociale huurwoningen creëert feitelijk nieuwe azc’s in de wijken en buurten. Waarbij verantwoordelijkheid volledig bij de gemeente komt te liggen. De vraag is hoe realistisch de voorstellen daarmee zijn.
Hoe nu verder?
De wetswijziging lag tot 16 maart 2025 ter consultatie. Veel maatschappelijke organisaties, zoals de VNG, Aedes, COA, Divosa en de Woonbond, hebben kritiek geuit op het voorstel. De minister verwerkt deze reacties nu in een definitief wetsvoorstel. Dit voorstel moet vervolgens worden goedgekeurd door de ministerraad, de Raad van State, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Vanwege de maatschappelijke kritiek zijn dit serieuze obstakels. De wet zal daarom niet op korte termijn worden ingevoerd.
Het ministerie van A&M wil wel snel twee regelingen publiceren. Pas dan worden de exacte criteria en voorwaarden duidelijk. Door de voorgenomen wetswijziging is er echter veel onzekerheid rondom deze regelingen. Voordat een gemeente een regeling toepast, is het belangrijk om alle mogelijke scenario's uit te werken. Het ministerie heeft namelijk geen uitvoeringstoets uitgevoerd op de regelingen, waardoor mogelijke risico's niet goed in kaart zijn gebracht. Het is aan de gemeenten om dit uit te werken. Nautus kan gemeentes ondersteunen bij het uitwerken van deze thematiek.
[1] Minister van VRO. Wetsvoorstel nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders. Memorie van toelichting. (2025).