16-12-2020longread

Vroegsignalering en schuldpreventie

Pepijn drukt op de knop en belt, na vijf jaar, naar de gemeente om hulp te vragen bij zijn schulden. Hoe hoog deze zijn, weet hij zelf niet precies. Maar dát het veel is, weet hij wel. Hij krijgt hulp om overzicht te krijgen in zijn financiën. Duidelijk wordt dat hij nog €43.300 moet afbetalen.

Hoewel deze getallen schrikbarend hoog zijn, weten we dat mensen gemiddeld vijf jaar wachten totdat zij hulp vragen voor hun financiële problemen. En dat beginnende schulden tegen die tijd zijn opgelopen tot een schuld van gemiddeld €43.000,-[1]. Eén op de vijf huishoudens heeft te maken met risicovolle schulden. Als gevolg van de coronacrisis zal dit aantal waarschijnlijk stijgen.

Gemeenten hebben de uitdagende taak om inwoners te helpen die leven met (beginnende) schulden. Maar hoe doen we dat? Hoe zorgen we ervoor dat Pepijn eerder hulp zoekt en krijgt? Zodat de schulden niet zo ver oplopen? En daardoor ook gemakkelijker op te lossen? Waardoor Pepijn minder last heeft van stress en zijn leven weer op de rit krijgt?

Het ontstaan van schulden: een complex proces
Laten we – voordat we bovenstaande vragen beantwoorden – onderzoeken hoe situaties zoals die van Pepijn ontstaan. Want schulden ontstaan niet van de één op de andere dag. Het is altijd een complex proces, waarin verschillende factoren meespelen.

Risicogroepen en -factoren
Landelijk komen laagopgeleide jongeren, alleenstaande ouders, sociale minima, werklozen, ZZP’ers, verslaafden en mensen met GGZ-problematiek naar voren als risicogroepen[2] om schuldenproblematiek te ontwikkelen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door minder stabiliteit in het werk, lager betaalde banen en andere problematiek waardoor financiële problemen ontstaan. Naast deze risicogroepen zijn life events zoals een scheiding, het verliezen van een baan of het overlijden van de partner steeds vaker terug te voeren als oorzaak van financiële problemen.

Door de coronacrisis ontstaan er ook nieuwe risicogroepen. Denk aan schoolverlaters, flexwerkers en ondernemers. Zij zien een grote terugval in inkomen, hebben weinig werkzekerheid en hebben vaak (vrijwel) geen WW-rechten opgebouwd. Hierdoor zijn zij eerder genoodzaakt een beroep te doen op bijstand.

Het ontstaan van schulden
Hoe belanden deze risicogroepen precies in de schulden? We geven een voorbeeld.

Het lukt Pepijn niet om na het overlijden van zijn vrouw en het regelen van de begrafenis overzicht te houden op zijn financiën. Dit terwijl hij voor haar overlijden net uit kwam met zijn salaris. Pepijn raakt in een depressie, waardoor hij in de ziektewet belandt. Door zijn depressie besteedt hij minder aandacht aan de binnenkomende rekeningen. Na verloop van tijd wordt de stapel brieven met aanmaningen groter en groter. Pepijn durft de enveloppen niet meer te openen: hij weet niet wat hij aan zal treffen. De geldstress neemt toe, waardoor hij zijn focus op de lange termijn verliest. Daardoor maakt hij minder optimale keuzes. Zoals het afsluiten van een kortlopende lening tegen een hoge rente, zodat hij toch een cadeau kan kopen voor zijn beste vriend. Hierdoor ontstaan nog meer schulden. Pepijn schaamt zich hier heel erg voor, hij durft niemand om hulp te vragen waardoor de problemen groeien. Na vijf jaar ziet hij eindelijk in dat het niet zo door kan gaan en vraagt hij de gemeente om hulp.

De situatie van Pepijn is een voorbeeld uit velen. De aanwezigheid van stress is een constante factor. Uit onderzoek[3] blijkt dat deze langdurige, hevige (geld)stress leidt tot onder andere tunnelvisie: de focus verschuift naar de korte termijn en men gaat leven in het hier en nu. Hierdoor kan men minder goed op de lange termijn problemen aanpakken, is men vatbaarder voor verleidingen en daalt uiteindelijk zelfs het IQ. Dit wordt door de onderzoekers ook wel de theorie van schaarste genoemd. Deze theorie blijkt een belangrijke factor in het duurzaam oplossen van schulden.

De aanwezigheid van stress is een constante factor.

Oplossingen
Uiteraard kunnen mensen geholpen worden om de stress weg te nemen. Maar in de ideale wereld hoeft Pepijn niet geholpen te worden omdat hij geen complexe financiële problemen heeft opgebouwd. Door vroegsignalering in te zetten kan voorkomen worden dat Pepijn verder in de problemen komt, stress ervaart en een tunnelvisie ontwikkelt.

Dit is de insteek van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Met deze wijziging krijgen gemeenten meer mogelijkheden om preventief te werken aan het ontwikkelen van schulden: vroegsignalering. Het idee is dat hiermee verdere financiële problemen worden voorkomen. Daarnaast zijn de trajecten vanuit de gemeente laagdrempeliger en goedkoper. Veel gemeenten zijn de afgelopen jaren gestart met verschillende vormen van vroegsignalering. Wanneer Pepijn inwoner van één van deze gemeenten was, zou de kans op eerder contact met de gemeente veel groter zijn geweest.

Wanneer Pepijn bijvoorbeeld Amsterdammer zou zijn, was hij hoogstwaarschijnlijk in aanraking gekomen met het project Vroeg Eropaf[4]. Als een Amsterdammer een betalingsachterstand van twee maanden heeft, maakt de schuldeiser – corporaties, energieleveranciers en zorgverzekeraars, oftewel: vastelastencrediteuren – daarvan melding bij een digitaal meldpunt van de gemeente. Speciale teams van de gemeente Amsterdam brengen binnen veertien dagen een bezoek bij de desbetreffende inwoner. Idealiter worden gedetailleerde afspraken met deze inwoner gemaakt om te voorkomen dat de beginnende schulden verergeren.

Met deze vroegsignalering wordt in Amsterdam op grote schaal voorkomen dat betalingsachterstanden escaleren en problematische schulden ontstaan, huiszettingen en afsluitingen dreigen en incassokosten almaar oplopen. Door vroegtijdig contact met de schuldhulpverlening lukt het in Amsterdam steeds vaker om mensen met lichte interventies weer op weg te helpen. Daarvan zien zij ook resultaat: het aantal huisuitzettingen door huurschulden is fors afgenomen en de gemiddelde schuld van een Amsterdammer ligt lager dan het landelijk gemiddelde (€ 26.000 ten opzichte van € 43.000). Het aangetoonde effect heeft inmiddels zo’n honderd andere gemeenten overtuigd. Zij experimenteren nu met dezelfde aanpak en vanuit dezelfde overtuiging: investeren loont en ‘elke geïnvesteerde euro levert er meer dan twee op’.

De Almeerse Straatkubus
De Straatkubus[5] is door de gemeente Almere en haar lokale partners (opbouwwerkers, onderwijs, sociale wijkteams, woningcorporaties, politie etc.) ontwikkeld. Dit informatiesysteem kan tot straatniveau informatie geven over mogelijke risicofactoren voor financiële problemen. De Straatkubus wordt zo ingezet om gerichter te bepalen in welke straten trajecten achter de voordeur het meest noodzakelijk zijn. Zo heeft de gemeente Almere een aantal jaar geleden op grond van informatie uit de Straatkubus besloten om binnen een ‘probleembuurt’ van ca. vier straten (samen 244 huishouden) huis-aan-huis bezoeken te brengen om met de huishoudens te spreken over de financiële situatie. In deze buurt bleek dat er bij 59% van de huishoudens waar werd aangebeld en opgedaan behoefte was aan een adviesgesprek met een vrijwilliger van de gemeente. Als Pepijn in één van deze straten had gewoond, waren zijn financiële problemen wellicht eerder opgemerkt. Of zelfs voorkomen kunnen worden.

Benieuwd hoe andere gemeenten dit aanpakken?

Binnenkort delen wij ervaringen vanuit de gemeenten waar wij werken aan de vroegsignalering van schulden.

Mail Robin

Bronnen

[1] NVVK (2018). Jaarverslag.
[2] Nibud (2020). Schuldpreventie: visie en beleid.
[3] Mullainathan & Shafir (2013). Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen.
[4] Gemeente Amsterdam (z.d.). Vroegsignalering schuldhulpverlening. Geraadpleegd op https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/voor-intermediairs-werk-participatie-en/schuldhulpverlening-amsterdam/vroegsignalering/
[5] Movisie (2020). Straatkubus. Geraadpleegd op https://www.movisie.nl/praktijkvoorbeeld/straatkubus