03-05-2021

Wat te doen met het Wmo abonnementstarief?

Voor Wmo voorzieningen als huishoudelijke hulp, woningaanpassingen en hulpmiddelen wordt een eigen bijdrage gerekend. Tot 2019 was deze bijdrage inkomensafhankelijk, tegenwoordig geldt voor iedereen één vast bedrag: het abonnementstarief. Sinds de invoering van het abonnementstarief zien de meeste gemeenten een sterke toename in Wmo-aanvragen, vooral onder hun rijke inwoners. De compensatie vanuit het Rijk is bij lange na niet voldoende, maar zicht op meer geld is er niet. Dat terwijl het probleem politiek bekend is en de meeste partijen van het abonnementstarief af willen. De VNG roept gemeenten inmiddels op de grenzen van de wet op te zoeken.

Visie en verwachting bij invoering
Het abonnementstarief is ontstaan vanuit de visie dat ondersteuning voor iedereen betaalbaar moet zijn. Voor een groep inwoners betekende de inkomensafhankelijke bijdrage een stapeling van kosten. Daarbij is met het abonnementstarief een vereenvoudiging van de uitvoering beoogd. Voorheen waren allerlei gegevens nodig om de eigen bijdrage te berekenen, dat is nu niet meer het geval. Dit zou de uitvoerbaarheid voor gemeenten, zorgaanbieders, het CAK en de inwoner zelf vergroten.

Los van de invoering van het abonnementstarief is een grotere vraag naar Wmo-voorzieningen logisch: we hebben te maken met vergrijzing en mensen blijven langer thuis wonen. Maar ook op basis van de gedachte achter het abonnementstarief is een toename van Wmo-aanvragen logisch: de groep waarvoor de Wmo-ondersteuning eerst onbereikbaar was door de inkomensafhankelijke bijdrage maakt hier nu aanspraak op.

Al voor de invoering heerste bij gemeenten een grote vrees voor een aanzuigende werking van inwoners die de Wmo-ondersteuning prima zelf kunnen betalen. Met deze toestroom is in de praktijk weinig rekening gehouden. Eén van de argumenten hiervoor was dat deze (eventuele) toestroom lastig was in te schatten.

Toename met grote gevolgen 
Inmiddels is deze aanzuigende werking een feit. Bij de hoogste inkomensgroep is sprake van een toename van soms wel 80%. Ter vergelijking, in de laagste inkomensgroep is niet tot nauwelijks sprake van een toename. Er wordt vooral veel meer gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp. Mensen die voorheen zelf betaalden voor de schoonmaak van hun huis zijn overgestapt naar de vele malen goedkopere ondersteuning vanuit de gemeente.

Bij veel gemeenten lopen de tekorten binnen de Wmo inmiddels op. De zorgen die er voorheen vooral bij de Jeugdzorg waren zien we nu ook bij de Wmo. De toename in kosten dwingt gemeenten keuzes te maken over hoe de beschikbare middelen te verdelen. Overal in het land verschijnen bezuinigingsplannen en moeten beslissingen worden genomen over wat wel en niet kan. Er zijn, soms terechte, zorgen over een verschraling van het voorzieningenaanbod en een te grote nadruk op de kosten.

Grip op de Wmo
In veel programma’s van politieke partijen is te lezen dat zij voor het schrappen van het abonnementstarief zijn, of voor het toevoegen van een inkomensafhankelijk component. De VNG geeft echter aan dat, mocht er voor deze aanpassing echt politiek draagvlak zijn, deze naar alle waarschijnlijk pas over drie jaar is doorgevoerd.

Kortom, een landelijke oplossing is er voorlopig nog niet. Maar dat bekent niet dat gemeenten geen ‘knoppen hebben om aan te draaien’. Een eerste stap is in ieder geval inzichtelijk maken waar de toename in kosten zit en welke toename de komende periode te verwachten is. Naast vergrijzing en extramuralisering valt onder andere te denken aan indexering en de stijgende kosten in bijvoorbeeld de hulpmiddelenbranche, waar marktwerking niet haar mooiste gezicht laat zien.

Een andere mogelijkheid is het inzetten op algemene voorzieningen. Waarbij het verstevigen van een toegankelijk aanbod prijzenswaardig is, maar niet altijd een vervanging voor een maatwerkvoorziening. Werken met wachtlijsten en budgetplafonds heeft in de meeste gemeenten niet de voorkeur. En vraagt in ieder geval om een zeer zorgvuldige implementatie waarbij goede afspraken met zorgaanbieders worden gemaakt om kwetsbare inwoners te beschermen.

Meewegen financiële draagkracht
Op basis van de gevolgen van het abonnementstarief is de meest logische stap hetgeen dat gemeenten Leusden, Krimpen aan de IJssel en Apeldoorn al doen. Namelijk het onderzoeken van de mogelijkheden de financiële draagkracht of financiële zelfredzaamheid van inwoners te laten meewegen.

Een zachte maatregel is een beroep te doen op de inwoner zelf. Consulenten kunnen aangeven dat de zorggelden niet zijn bedoeld voor het schoonmaken van een twee-onder-een-kapwoning. De vraag is hoe gevoelig inwoners hiervoor zijn. Sommige mensen voelen zich dief van eigen portemonnee door zelf te betalen voor de hulp terwijl de buurman slechts €19 per maand betaalt.

Een hardere maatregel is een inkomenstoets, met als uitgangspunt bijvoorbeeld maximaal 200% van het minimumloon. De uitvoerbaarheid en juridische kant zijn hierbij een uitdaging. Op steun van inwoners en raad kan men echter overwegend rekenen. Een schoonmaaksubsidie voor goed bedeelde mensen ten koste van de kwetsbaren, dat wil toch niemand?

Wat te doen?

Heb jij een suggestie of wil je doorpraten naar aanleiding van het bovenstaande artikel? Stuur dan Liesbeth een mailtje.

Mail Liesbeth